Als kind was school niet meteen de favoriete plek van Walter Grootaers. Hij werd dan ook geregeld stevig aangepakt door de leeraren, en vaak dan nog ten ontrechte. “In het vierde leerjaar hadden we voor het eerst een leek als leerkracht”, herinnert Walter zich in Primo.
“Hij eiste een ijzeren discipline: op de speelplaats moesten we in twee rijen staan, in volkomen stilte. Toen ik de jongen naast mij erop attent maakte dat zijn veter los was, greep die leraar me bij de nek. In een reflex sloeg ik zijn hand weg, waarop hij helemaal in een Franse colère schoot”, zegt Walter. “Hij sleurde me de klas in, dwong me op mijn knieën en eiste dat ik om vergiffenis vroeg.”
“Toen ik weigerde omdat ik niks verkeerd had gedaan, stampte hij me echt het hele klaslokaal rond tot de rest van de klas binnenkwam. Hij deed alsof er niks gebeurd was. Dat soort willekeurig geweld liet op mij een onuitwisbare indruk na. Maar in die tijd vertelde je dat thuis niet, omdat je dacht dat aan het gezag van die leerkrachten toch niet te tornen was”, verklaart hij z’n zwijgen over die vreselijke mishandeling.